adh-Dhariyat (الذَّارِيَات)

Salomo Keyzer - Salomo Keyzer

Chapter 51 • 60 verses • Meccan

← Previous Chapter Next Chapter →
51:1 Bij de winden, die het stof verspreiden en verstrooien.
51:2 En bij de wolken, die een last van regen dragen;
51:3 Bij de schepen, die de zee snel doorklieven.
51:4 En bij de engelen, die dingen uitdeelen, noodig voor het onderhoud van alle schepselen
51:5 Inderdaad, datgene waarmede gij bedreigd zijt, is zekerlijk waar,
51:6 En het laatste oordeel zal gewis komen.
51:7 Bij den hemel met paden voorzien.
51:8 Gij verschilt zeer in hetgeen gij zegt.
51:9 Men zal zich afwenden van dengeen, die van het ware geloof is afgekeerd!
51:10 Vervloekt mogen de leugenaars zijn.
51:11 Die in diepe wateren van onwetendheid waden, terwijl zij hun heil verwaarloozen.
51:12 Zij vragen: Wanneer zal de dag des oordeels komen?
51:13 Op dien dag zullen zij in het hellevuur verbrand worden.
51:14 En men zal tot hen zeggen: Proeft uwe straf; dit is hetgeen gij verlangd hebt, dat verhaast zou worden.
51:15 Maar de vromen zullen tusschen tuinen en fonteinen wonen.
51:16 Datgene ontvangende, wat hun Heer hun zal geven, omdat zij v
51:17 Zij slapen slechts gedurende een klein gedeelte van den nacht.
51:18 En vroeg in den ochtend vragen zij vergiffenis van God.
51:19 Een voegzaam deel van hunne welvaart werd hem gegeven, die vroeg, en aan hem, die door schaamte teruggehouden werd te vragen.
51:20 Er zijn teekenen van goddelijke macht en goedheid op de aarde, voor de menschen van goed begrip.
51:21 Ook in u zelven: zult gij dus niet overwegen?
51:22 Uw onderhoud is in den hemel; en evenzeer bevat hij datgene, wat u werd beloofd.
51:23 Daarom zweer ik bij den Heer van hemel en aarde, dat dit zekerlijk de waarheid is; overeenkomstig datgene, wat gij zelf zegt.
51:24 Is de geschiedenis van Abraham's geachte gasten niet tot uwe kennis gekomen?
51:25 Toen zij tot hem ingingen en zeiden: Vrede? antwoordde hij: Vrede! bij zich zelven zeggende: Dit zijn onbekende menschen.
51:26 En hij ging heimelijk tot zijn gezin, en bracht een gemest kalf.
51:27 Hij zette het voor hen neder, en toen hij zag, dat zij het niet aanraakten, zeide hij: Eet gij niet?
51:28 En hij begon vrees voor hen te koesteren. Zij zeiden: Vrees niet, en zij verklaarden hem de belofte van een wijzen zoon.
51:29 Zijne vrouw kwam nader; zij gaf een gil, sloeg zich in het aangezicht, en zeide ik ben een oude vrouw en onvruchtbaar!
51:30 De engelen zeiden: Dit zeide uw Heer; en waarlijk, hij is de Wijze, de Alwetende.
51:31 En Abraham zeide tot hen: wat is dus uwe boodschap, o gezanten van God?
51:32 Zij antwoordden: waarlijk, wij worden tot een zondig volk gezonden.
51:33 Opdat wij steenen van gebakken klei op hen zouden nederzenden.
51:34 Gemerkt door uwen Heer, ter verdelging der zondaren.
51:35 En wij telden de ware geloovigen, die in de stad waren.
51:36 Maar wij vonden niet meer, dan
51:37 Wij verwoesten hen, en lieten een teeken aldaar, voor hen, die de ernstige kastijding van God vreezen.
51:38 In Mozes was mede een teeken, toen Hij hem met duidelijke macht tot Pharao zond.
51:39 Maar deze wendde zich met zijne vorsten af, zeggende: Deze man is een toovenaar of een bezetene.
51:40 Daarom grepen wij hem en zijne soldaten en wierpen hen in de zee: en hij was waard gestrafd te worden.
51:41 En in den stam van Ad was mede een teeken, toen wij een verwoestenden wind tegen hen zonden.
51:42 Die niets aanraakte, waar hij nederkwam, of hij verwoeste het, als een verrot voorwerp, en maakte het tot stof.
51:43 In Thamoed was eveneens een teeken toen er tot hem werd gezegd: Geniet alles gedurende eenigen tijd.
51:44 Maar zij schonden onbeschaamd het bevel van hunnen Heer, waardoor hen een vreeselijk onweder van den hemel overviel, terwijl zij daarheen blikten.
51:45 Zij waren niet in staat op hunne voeten te staan, evenmin als zij zich van de verdediging konden redden.
51:46 En het volk van Noach verdelgden wij voor dezen; want het was een volk, dat vreeselijk zondigde.
51:47 Wij hebben den hemel met macht gebouwd, en dien eene groote uitgebreidheid gegeven.
51:48 Wij hebben de aarde daaronder uitgebreid, en hoe gelijkmatig hebben wij dit gedaan.
51:49 En van alle dingen hebben wij twee soorten geschapen, opdat gij wellicht zoudt overwegen.
51:50 Vlucht dus tot God; waarlijk, ik ben een openlijk waarschuwer van Hem onder u.
51:51 Aanbidt geene andere goden behalve uwen Heer. Ik bericht u dit duidelijk uit zijn naam
51:52 Op dezelfde wijze kwam er geen gezant tot hunne voorgangers of zij zeiden: Deze man is een toovenaar of een bezetene.
51:53 Hebben zij dit gedrag achtervolgens elkander als erfdeel vermaakt? Ja; zij zondigen vreeselijk.
51:54 Houdt u dus van hen af, en gij zult vrij van blaam zijn, indien gij aldus handelt.
51:55 Maar ga voort met vermanen; want vermaning is den waren geloovigen van voordeel.
51:56 Ik heb de geniussen en menschen met geen ander doel geschapen, dan opdat zij mij zouden dienen.
51:57 Ik eisch geenerlei onderhoud van hen; evenmin verlang ik, dat zij mij zullen voeden.
51:58 Waarlijk, God is degene, die alle schepselen voorziet, en die een aanzienlijke macht bezit.
51:59 Aan hen die onzen gezant beleedigden, zal een deel gegeven worden, gelijk aan het deel van hen, die zich in vroegere tijden, evenals zij hebben gedragen; en zij zullen niet wenschen, dat dit verhaast worde.
51:60 Wee dus over de ongeloovigen, om hunnen dag, waarmede zij zijn bedreigd!