al-Ma`arij (المَعَارِج)

Salomo Keyzer - Salomo Keyzer

Chapter 70 • 44 verses • Meccan

← Previous Chapter Next Chapter →
70:1 Iemand vraagt en roept om wraak.
70:2 Over de ongeloovigen. Er zal niemand wezen, die verhinderen kan.
70:3 Dat God hen bedroeven, de meester der trappen.
70:4 Langs welke de engelen tot hem opstijgen in een dag, wiens uitgebreidheid vijftig duizend jaren bedraagt.
70:5 Daarom, verdraagt de beleedigingen van de bewoners van Mekka met lofwaardig geduld.
70:6 Want zij (de ongeloovigen) zien hunne straf ver verwijderd.
70:7 Maar wij zien die nabij.
70:8 Op een zekeren dag zal de hemel als gesmolten koper worden.
70:9 En de bergen gelijk wol van verschillende kleuren, door den wind uiteengedreven.
70:10 En een vriend zal den ander niet naar zijn toestand vragen
70:11 Hoewel zij elkander zien. De zondaar zal trachten, zich van de straf van dien dag los te koopen, door zijne kinderen op te offeren
70:12 En zijne vrouw en zijn broeder.
70:13 En zijne bloedverwanten die hem vriendschap bewezen;
70:14 En allen die op aarde zijn. Hij zal begeeren daardoor gered te worden.
70:15 Maar in geenen deele; want het hellevuur,
70:16 Dat hen bij de schedels zal grijpen,
70:17 Zal iederen persoon opeischen, die zijn rug zal hebben toegewend, en het geloof ontvlucht is.
70:18 En die rijkdommen verzameld heeft, en deze gierig ophoopt.
70:19 Waarlijk, de mensch is zeer begeerig geschapen.
70:20 Als het kwaad hem treft, is hij ternedergeslagen.
70:21 Maar als het goede hem toevloeit, word hij karig.
70:22 Zoo bestaan niet degenen die godvruchtig zijn.
70:23 Die in hunne gebeden volharden.
70:24 En zij, die gereed zijn, een zeker voegzaam deel van hunne bezittingen te geven.
70:25 Aan hem die vraagt, en aan hem, die door schaamte teruggehouden wordt te vragen.
70:26 Zij, die oprecht in den dag des oordeels gelooven,
70:27 En de straf van hunnen Heer vreezen
70:28 (Want niemand is beveiligd tegen de straf van zijnen Heer).
70:29 Die ingetogen leven.
70:30 En die geen gemeenschap hebben met andere vrouwen dan met de hunne, of de slavinnen, die door hunne rechterhanden worden bezeten; want zij zijn zonder blaam.
70:31 Maar zij, die gemeenschap met andere vrouwen buiten deze hebben, zijn zondaren.
70:32 Zij, die wat hun werd toevertrouwd en hun verbond getrouw bewaren.
70:33 Die onwrikbaar in hunne verklaringen zijn.
70:34 En die de vereischte voorschriften bij hunne gebeden nauwkeurig in acht nemen.
70:35 Deze zullen hoogge
70:36 Wat scheelt de ongeloovigen, dat zij voor u uitgaan
70:37 In scharen ter rechter- en ter linkerhand?
70:38 Wenscht een hunner den tuin des genots binnen te gaan?
70:39 Volstrekt niet.--Waarlijk, wij hebben hen geschapen, van datgene wat zij kennen.
70:40 Ik zweer bij den Heer van het Oosten en het Westen, dat wij in staat zijn.
70:41 (Hen te verdelgen en) een beter volk voor hen in de plaats te stellen; en niemand kan het verhinderen, indien het ons behaagt dit te doen.
70:42 Daarom, laat hen in ijdele gesprekken waden, en in vermaken genot zoeken, tot zij den dag ontmoeten, waarmede zij bedreigd zijn.
70:43 Den dag waarop zij haastig uit hunne graven zullen voortkomen, als scharen, die zich naar hunne vanen spoeden.
70:44 Hunne blikken zullen nedergeslagen zijn, en schande zal hen volgen. Dit is de dag, waarmede zij bedreigd zijn geworden.